1597 - Leerlingcontract met Jan Pieterszoon Sweelinck bij notaris Lieven Heijlink
In de leer bij Jan Pieterszoon Sweelinck
12 april 1597, inv.nr. 5075-51, fol. 54 v
De Amsterdamse koopman Fernando Oyens sluit in 1597 een contract af met Jan Pieterszoon Sweelinck voor het geven van ‘clavesingel-onderwijs’ aan zijn dochters, Catharina en Anneke Oyens.
Sweelinck (1562-1621) verwierf in zijn eigen tijd al internationale bekendheid. Hij componeerde klaviermuziek, orgelwerken, wereldlijke liederen en geestelijke gezangen. Als de stadsorganist van Amsterdam bespeelde hij vele jaren het orgel van de Oude Kerk. Van heinde en verre kwamen leerlingen les nemen – niet alleen op het orgel maar ook op klavecimbel – bij de man die ook wel de Orpheus van Amsterdam werd genoemd.
De grote belangstelling voor de Nederlandse schilderkunst staat in schril contrast met het gebrek aan aandacht voor de geschiedenis van de Nederlandse muziek. Jan Pieterszoon Sweelinck is een van de weinige toonkunstenaars waarvoor wel belangstelling is. Zijn herontdekking vond plaats in de 19de eeuw, toen er grote behoefte was aan ‘eigen’ Noord-Nederlandse nationale helden, zoals de schilder Rembrandt en de dichter Joost van den Vondel.
Tegenwoordig wordt het internationale belang van Sweelinck algemeen erkend. Via zijn vele Duitse leerlingen had hij grote invloed op de ontwikkeling van de orgel- en klavecimbelmuziek in noordelijk Duitsland. In de 19de eeuw werd zelfs gesteld dat Sweelinck de grondlegger was van de moderne instrumentele muziek en dat hij de geestelijk vader was van Bach en Händel.
1632 - Verklaring over Rembrandt bij notaris Jacob van Zwieten
Rembrandt in goede gezondheid
26 juli 1632, inv.nr. 5075-861, fols. 244v-245r
In 1631 investeert Rembrandt, samen met 99 andere mannen, in een tontine. Dat is een financiële constructie waarbij een groep deelnemers geld in een fonds steekt, dat dan wordt gebruikt voor lucratieve beleggingen. Als één van de investeerders sterft, komt zijn deel van het dividend toe aan de anderen. Net zo lang tot er nog meer één van hen over is, die ten slotte alles krijgt. Jaarlijks controleert een notaris of de deelnemers nog in leven zijn.
Notaris Jacob van Zwieten gaat op 26 juli 1632 naar het huis van kunsthandelaar Hendrick van Uylenburgh. Rembrandt woonde bij hem in en stond 4 jaar lang aan het hoofd van diens werkplaats. Uylenburg handelde niet alleen in oude kunstwerken, hij had ook een werkplaats aan huis, waar schilderijen en prenten werden geproduceerd voor de verkoop.
Als Van Zwieten aanbelt doet een jong meisje open. Op zijn vraag of Rembrandt thuis is, haalt ze hem op. Van Zwieten constateert dat hij er fris en kwiek uit ziet. Rembrandt antwoordt: “dat is waar, ik ben, God lof, in goede conditie en gezond”. Dit letterlijke citaat noteert de notaris in zijn verklaring van het bezoek. Het zou goed kunnen dat dit het enige letterlijke citaat is dat is bewaard van de grote meester van onze Gouden Eeuw.
1762 - Verklaring over illegale uitgaven van werk van Rousseau bij notaris Hendrik Daniël van Hoorn
Illegale herdruk van werk van Jean Jacques Rousseau
inv.nr. 5075-14260, 17 november 1762, akte nr. 140
Amsterdam was in de 17de en 18de eeuw een centrum voor Europese boekdrukkunst. Franse boeken werden in grote getalen hier gedrukt. In Amsterdam verscheen wat in Frankrijk verboden was. In deze boeken stonden de nieuwe ideeën die in Frankrijk uiteindelijk tot zulke grote veranderingen aanleiding zouden geven. Descartes, Pascal, Bayle, Voltaire, Diderot, de Montesquieu, Rousseau; ze publiceerden allen hun werk het eerst in Amsterdam.
Marc Michel Reij, nazaat van naar Genève gevluchte hugenoten, vestigde zich in 1746 in Amsterdam als boekverkoper en uitgever in de Kalverstraat. Hij verwierf bekendheid met zijn eerste drukken in de jaren 1760 van het werk van Jean Jacques Rousseau. Hij was ook persoonlijk bevriend met Rousseau, die in 1762 optrad als getuige bij de doop van één van Reij’s kinderen.
Op 17 november 1762 legde Reij, met nog twee andere getuigen, een verklaring af voor notaris Hendrik Daniël van Hoorn. Op de verklaring staat “voor de hoofdofficier”. Dat betekent dat er juridische stappen zouden volgen. De heren verklaren dat zij op 4 november, tussen half drie en drie uur ’s middags, bij boekverkoper Johan Hendrik Schneider in de Kalverstraat, drie boeken van Rousseau hebben gekocht. Het gaat om ‘Du Contract Social’, ‘La nouvelle Héloïse’ en de ‘Oeuvres diverses’ . Op de titelpagina’s van deze boeken staat dat het uitgaven van Marc Michel Reij zijn, maar dat is niet zo. Het zijn illegale kopie-uitgaven. Voor twee van de drie uitgaven toont Reij vervolgens het privilege voor het uitgeven ervan door de Staten van Holland en West Friesland.
Wilde je destijds in Nederland een rechtszaak kunnen starten dan was het gebruikelijk bij een notaris een verklaring af te leggen over het misdrijf waar de zaak over ging. Of deze verklaring daadwerkelijk heeft geleid tot een rechtszaak tegen Schneider is niet bekend.